Onderzoeken/Laatste ontwikkelingen

Het nut van continue begeleiding is op verschillende momenten en manieren onderzocht.

Het meest betrouwbare, wereldwijde, uitgebreide gerandomiseerde onderzoek op dit gebied, wat erkend wordt door gynaecologen is the Cochrane Collaboration. Dit onderzoek is te vinden op http://www.cochrane.org/reviews/en/ab003766.html of op http://www.childbirthconnection.org/article.asp?ck=10272

Dit onderzoek geeft een overzicht van de resultaten van 16 gerandomiseerde studies, waarbij 13.391 vrouwen betrokken waren in uiteenlopende omstandigheden, in elf verschillende landen, waaronder Engeland en België. In alle onderzoeken is gewerkt met continue één-op-één begeleiding door verpleegkundigen, verloskundigen of doula’s; de vrouwen in de controle-groepen kregen de gebruikelijke zorg rond de geboorte. De één-op-éénbegeleiding is ondersteunende zorg en bestond uit emotionele steun, maatregelen ter verhoging van het comfort (massages, effect van warmte, douche, bad etc), voorlichting en belangenbehartiging (het verwoorden van de wensen van de vrouw op die momenten dat ze dat zelf minder goed kan).

De doelstelling van het onderzoek was primair gericht op de inschatting van de effecten voor moeders en hun baby’s van continue één-op-één ondersteuning in vergelijking met de gebruikelijke zorg rond de geboorte.

Bij de secundaire doelstelling is gekeken naar de beïnvloeding van:

  • bepaalde routinehandelingen en beleidsafspraken rond de geboorte die vrouwen beperkt in hun (bewegings-)vrijheid of mogelijkheden om op eigen wijze om te gaan met de bevalling
  • de positie van de zorgverlener: m.a.w. of de zorgverlener onderdeel uitmaakt van de medische staf of daar los van staat
  • het moment waarop de continue ondersteuning ingezet wordt.

Wat onderzocht is, is steeds de één-op-één continue begeleiding. Het moment waarop de begeleiding inging verschilde nogal in de onderzoeken. De achtergrond van de personen die de begeleiding gaven, verschilde ook wat betreft ervaring, kwalificaties en hun relatie met de barende vrouw. Opvallend is dat de effectiviteit groter was als de begeleider geen onderdeel uitmaakte van een instituut (zoals het ziekenhuis) anders gezegd: begeleiding die gegeven werd door mensen die niet tot de medische staf behoorden en exclusief gefocust waren op de steun aan de barende, zoals de doula, had meer resultaat.

Het onderzoek kan geen uitsluitsel geven over de redenen.

Zaken die mogelijk een rol spelen zijn loyaliteit, het hebben van andere taken naast de bevallingsondersteuning, de invloed die het heeft of een vrouw zelf heeft kunnen kiezen of iemand kreeg toegewezen, het instellingsbeleid en routinehandelingen.

Continue aanwezigheid die al in het begin van de bevalling wordt ingezet heeft meer effect dan begeleiding die pas later start.

De conclusie van het Cochrane-onderzoek is dat alle barende vrouwen ondersteuning zouden moeten krijgen tijdens de bevalling en de geboorte van hun kind.

Vrouwen die continue begeleiding krijgen, hebben volgens dit onderzoek

  • gemiddeld een kortere bevallingsduur;
  • vaker een spontane bevalling;
  • minder kans op ingrepen als een kunstverlossing (vacuüm of tang);
  • minder kans op een keizersnede;
  • minder kans op bijstimulatie;
  • minder behoefte aan pijnbestrijding;
  • een grotere mate van tevredenheid over hun bevallingservaring.

Deze uitkomsten suggereren een positievere beleving van de bevalling, een vergroting van de draagkracht en een kortere baringsduur.

Een en ander wordt vooral zichtbaar als de begeleider geen deel uitmaakt van het ziekenhuispersoneel/de medische staf, als de ondersteuning al in een vroeg stadium wordt aangeboden en gegeven in een ziekenhuis of op een plek waar epidurale analgesie niet routinematig beschikbaar is.

Anders gesteld:

Continue ondersteuning kan leiden tot aanzienlijke kostenbesparing in de zorg en daardoor voor de zorgverzekeraars.

In hoofdstuk 5 gaan we hier nader op in.

Onderzoek van Marshall en Phyllis Klaus en John Kennell.

Het bekendste onderzoek dat specifiek gaat over de effecten van de doula is dat uit 1993 van de Amerikanen Marshall en Phyllis Klaus en John Kennell. Hoewel beiden ook betrokken zijn bij het Cochrane-onderzoek willen wij hun onderzoek hier nog expliciet benoemen. De resultatenzijn gepubliceerd in het Doulaboek – Beter bevallen met een coach (ISBN 90 72219 147). In verschillende hoofdstukken wordt nader ingegaan op

  • de behoefte aan steun tijdens de bevalling (hoofdstuk 1)
  • de speciale rol van de doula (hoofdstuk 2)
  • de bevalling positief beleven (hoofdstuk 3)
  • het verminderen van ongemak, pijn en angst tijdens de bevalling door de doula (hoofdstuk 4)
  • de verloskundige voordelen van steun door een doula (hoofdstuk 5)
  • voordelen op lange termijn van een doula (hoofdstuk 6)

De aanwezigheid van een doula leidt volgens Klaus en Kennell tot:

  • 45% minder keizersneden
  • 25% kortere duur van de bevalling
  • tot 60% minder verzoeken om een ruggenprik
  • 50% minder gebruik van pitocin/oxytocine (‘inleiden’)
  • 31% minder verzoeken om pijnbestrijding
  • 34% minder tangverlossingen

Anders gezegd: volgens Klaus en Kennell is het zo dat een doula bij de bevalling de kans op een keizersnede verkleint, de bevalling bekort, de behoefte aan pijnbestrijding vermindert en de band tussen moeder en kind versterkt.

Downloadable onderzoeken:

  • Doula’s going Dutch (The Role of Professional Labor Support in the Netherlands)
  • Continous support during labour 2012 (a reprint of a Cochrane review, prepared and maintained by The Cochrane Collaboration and published in The Cochrane Library 2012, Issue 10)
  • Doula care (Doula Care, Birth Outcomes, and Costs Among Medicaid Beneficiaries)
  • Fear of childbirth (Fear of childbirth and duration of labour: a study of 2206 women with intended vaginal delivery)
  • Randomized controlled trial (A Randomized Controlled Trial of Continuous Labor Support for Middle-Class Couples: Effect on Cesarean Delivery Rates